Door Lisette Kwakkel. Samenvatting Boek ‘de Herontdekking van het Ware Zelf’ 

We overleven allemaal onze jeugd dankzij verdringing en ontkenning van de vaak pijnlijke waarheid. Zo maken we onszelf wijs dat we een gelukkige jeugd hebben gehad, dat het allemaal wel meeviel (hier herken ik mezelf in: ‘het had allemaal nog veel erger gekund, ik heb eigenlijk een hele goed jeugd gehad’). Maar als we volwassen zijn, worden deze overlevingsmechanismen destructief, en maken ons leven moeilijker en pijnlijker dan nodig. We zitten gevangen in de ijzeren greep van het verleden, in de illusie dat we onszelf nog steeds moeten beschermen tegen wat er in het verleden is gebeurd. Wanneer we echter het heden kunnen ervaren voor wat het werkelijk is, dan is het meestal verrassend onbelast. In het boek ‘De herontdekking van het ware zelf’ biedt Ingeborg Bosch een concreet stappenplan om vrij te worden van de ‘oude pijn’ uit onze jeugd, om met een heldere geest het nu te zien voor wat het werkelijk is (meestal verrassend onbelast), en om te leren jezelf trouw te accepteren en te blijven. Met behulp van dit boek kun je stukje bij beetje afstand leren doen van je ‘valse zelf’, het zelf dat zich richt op en wordt bepaald door invloeden van buitenaf, om uiteindelijk het ware zelf te herontdekken, gekenmerkt door innerlijke autonomie. Het ware zelf dat er altijd al was maar schuilging achter ‘oude pijn’ en de afweer daartegen.

Betekenis voor mij als student en voor de coachopleiding

Ik geef dit boek een negen qua betekenis voor mij als student in de Coachopleiding Zijnsoriëntatie. Ingeborg Bosch maakt mij als student (net als vele andere auteurs) bewust van de invloed die ervaringen opgedaan in onze jeugd hebben op ons welzijn. Bovendien heeft het me tijdens het lezen al enorm veel inzichten gegeven omtrent mijn eigen kindergeschiedenis. Ik ben me tijdens het lezen veel bewuster geworden van wat er in mijn kindertijd is gebeurd en hoe dit mijn huidige leven (handelingen) heeft beïnvloed. Daarnaast ben ik me steeds meer bewust wanneer mijn gevoelens, emoties en gedachten niet bij huidige situaties horen, maar het gevolg zijn van het voelen van oude pijn. Zo word ik ook gevoeliger voor de ware behoeften van anderen, zo ook van toekomstige cliënten.

Ik vind dit boek geschikt als studieboek voor de Coachopleiding Zijnsoriëntatie. In de eerste plaats maakt het je als toekomstig coach, denk ik, bewust van het belang om je bewust te zijn van de (pijnlijke) gebeurtenissen uit je jeugd om niet reactief of juist passief te worden naar de cliënt toe en daarmee zijn of haar proces naar genezing in de weg te staan. Ook kan dit boek je inzicht geven in de oorsprong van bepaalde gedragspatronen en gevoelens van patiënten, en hoe deze te veranderen zodat de patiënt zich beter/vrijer gaat voelen.

Schrijfster

Ingeborg Bosch (1960) is in 1986 aan de Universiteit van Amsterdam afgestudeerd in sociale psychologie. Als psycholoog heeft zij onderzoek gedaan naar de relatie van de emotionele verdringing van trauma’s die in de kindertijd zijn opgedaan, en de lichamelijke en psychische gevolgen die dat in het latere leven kan hebben. In 2000 ontwikkelde Ingeborgh Bosch een gedetailleerde methode, Past Reality Integration (afgekort PRI), om stap voor stap ‘oude pijn’ bloot te leggen en te voelen, om gevoelens uit de kindertijd te leren onderscheiden van het hier-en-nu van de volwassene, en om uiteindelijk vrij te worden van de invloed van die oude pijn uit onze jeugd. Hierdoor zullen mensen steeds meer in staat zijn het heden te ervaren zoals het werkelijk is: verrassend onbelast. PRI is voor een deel geïnspireerd op werk van Alice Miller en Jean Jenson gecombineerd met de kennis en ervaring van Bosch zelf. PRI bestaat uit een combinatie van eeuwenoude oosterse en beproefde westerse therapeutische concepten.

Inhoud boek

Ingeborg Bosch stelt in haar boek ‘De herontdekking van het ware zelf’ dat we niet gevangen zitten in de ijzeren greep van het verleden, maar in de illusie dat we onszelf moeten beschermen tegen wat er in ons verleden is gebeurd. Dit doen we door de waarheid over onze jeugd te verdringen en te ontkennen. De meeste mensen blijven dus in het verleden leven, waardoor het onmogelijk is om het heden te zien zoals het daadwerkelijk is. We realiseren ons dan niet meer dat er een natuurlijke staat van Zijn is, een Zijnstoestand, waarin we in staat zijn het huidige moment volledig waar te nemen zoals het is.

Het verdringen en ontkennen van de waarheid zorgt ervoor dat ons bewustzijn splitst in een deel waar we bewust toegang tot hebben (het volwassen-bewustzijn (VB)), en een deel dat de waarheid over onze jeugd bevat die voor onszelf verbergen (het kind-bewustzijn (KB)). Voor het kind dat we waren, was dit een effectieve overlevingsstrategie om te voorkomen dat we doodangsten voelden van de verschrikkelijke waarheid. Bosch stelt dat de problemen beginnen wanneer we als volwassenen in aanraking komen met een persoon of situatie (een symbool) die ons onbewust aan het verleden herinnert. We krijgen dan plotseling vervelende gevoelens die we niet begrijpen. Dit wijst erop dat we van het VB maar het KB zijn gegaan, en vaak van daaruit door naar één van de vijf afweermechanismen die ons beschermen tegen de pijn die we zouden voelen als we de waarheid niet ontkennen.

PRI gaat ervan uit dat kinderen volledig afhankelijk zijn van hun ouders voor primaire levensbehoeften zoals steun, zorg, lichamelijk contact, warmte, stimulans, en liefdevolle en emotionele veiligheid om te ontwikkelen tot een emotioneel gezond functionerende volwassene. Wanneer deze primaire levensbehoeften niet worden vervuld, is het voor een kind te pijnlijk en levensbedreigend om dat onder ogen te zien, waardoor het kind de waarheid verdringt en ontkent.

Bosch beschrijft in haar boek de vijf vormen van afweer waardoor we kunnen ontkennen dat een aantal of de meeste van die behoeften nooit zullen worden vervuld, namelijk:

  • De ‘ontkenning van onze behoeften’ (OvB). Hierbij maken we onszelf wijs dat onze behoeften helemaal niet vervuld hoeven te worden om conflicten te vermijden. Hier was (en soms nog ben) ik kampioen in, waardoor ik nooit wist wat ík daadwerkelijk wilde. Veel mensen denken altijd dat het bij mij alles vaak probleemloos verloopt, maar ik miste altijd intimiteit in mijn leven, omdat ik moeite had met emotionele intimiteit. Ik had weinig vrienden, en kreeg soms te horen dat ik mezelf nooit echt liet zien, weinig intiem was en nauwelijks vertelde wat er in me omging. Nog steeds heb ik daar moeite mee. Ik vond echter altijd dat ze zeurden en dat degene die mij dat vertelde zelf een probleem had
  • Het toepassen van ‘valse macht’ (VM), waarbij we boos worden op iemand en die de schuld geven. Vaak was ik ervan overtuigd dat er iets mis was met de ander, maar niet met mij. Ik heb de ander vaak kleiner gemaakt dan ikzelf ben, en ben vaak geïrriteerd geweest op anderen om wat ze in mijn ogen niet goed genoeg deden (pfff, schaam…). Dit gaf me een gevoel van groter zijn dan de ander, van macht.
  • Het toepassen van ‘valse hoop’ (VH). We denken dat onze oude behoeften alsnog worden vervuld als we nóg meer ons best doen of te zijn wat we naar ons idee in de ogen van onze ouders moesten doen of zijn (mijn behoefte om mijn eigenheid in relatie met dierbaren te mogen (met toestemming) leven is enorm sterk: een onvervulde behoefte uit mijn jeugd. Ik paste me vaak enorm aan anderen aan om die toestemming te krijgen. Het was altijd gedoemd te mislukken, omdat ik, zoals ik nu weet, nooit meer zal krijgen wat ik als kind nodig had. Niets in mijn leven aan volwassene kan daar ook maar iets aan veranderen).
  • Het gebruik van ‘primaire afweer’ (PA). We geven onszelf de schuld. Ik voel me regelmatig schuldig, waardoor ik soms reactief wordt en soms passief. Ik probeer uit angst voor afwijzing te verbergen wat ik heb gedaan in plaats er openlijk voor uit te komen (ik zal mijn levensverhaal ook eens opnieuw schrijven, maar ik heb daar even wat meer energie of misschien wel moed voor nodig). Ik kan pijn voelen bij de gedachte dat ik niet deug(de), maar de realiteit is dat mijn ouders er nooit waren als ik hen nodig had. De waarheid dat ik niet deug is volgens Bosch echter minder pijnlijk dan de waarheid dat mijn ouders er nooit voor me waren. Daarom gebruik ik de afweer PA ‘ik deug niet’.
  • Angst. We zijn bang dat we werkelijk in gevaar zijn, waardoor de illusie ontstaat dat we nog kunnen vluchten van de bedreigende situatie. De angst die ik regelmatig in relatie met anderen voel beschermt me tegen de oude pijn van er niet bij horen, er niet mogen zijn.

Het leren begrijpen wat afweermechanismen zijn en het herkennen ervan is van groot belang op de weg naar heelwording, maar wel het meest lastige van PRI-therapie. We hebben namelijk vaak niet door wanneer er sprake is van afweer, omdat we ons er sterk mee vereenzelvigen. Om verdringing van de pijnlijke waarheid van onze jeugd goed in stand te houden, wordt de waarheid vaak vervangen door een leugen. In mijn geval heb ik een enorme emotionele verwaarlozing ervaren, maar ik heb altijd gelooft en beweerd dat ik een goede jeugd heb gehad waarmee ik de werkelijke situatie heb ontkend. Ik geloofde als volwassene de leugen nog steeds, waardoor mijn leven werd ‘bedreigd’. Wanneer er zich in mijn leven symbolische situaties, oude pijn naar boven haalden, voordeden, dan kwamen de pijnlijke gevoelens uit mijn jeugd genadeloos naar boven zonder dat ik me ervan bewust was dat dit oude pijn was. Ik was er volledig van overtuigd dat het om pijn ging die op dat moment werd veroorzaakt. Ik kwam dus door een symbool in het KB terecht, waardoor ik me dan niet meer op mijn gemak of zelfs afschuwelijk voelde. Ik ging afweermechanismen gebruiken, maar dat maakte mijn leven veel lastiger en pijnlijker dan nodig was. Door te vluchten of te vechten met de ‘verkeerde’ persoon of tegen de ‘verkeerde’ situaties, probeerde ik van de pijn af te komen. Ik werd boos (VM), had het gevoel dat ik niet deugde (PA), ik paste me aan anderen in de hoop op emotionele verbondenheid, liefde en erkenning van die anderen (VH), ik ontkende mijn eigen behoeften (OvB) en ik vluchtte weg uit situaties (relaties) waar op dat moment helemaal geen reëel gevaar dreigde (angst). Volgens mij heb ik altijd alle afweermechanismen gebruikt. Zodra ik voelde dat de ene afweer niet het bevredigende resultaat opleverde, ging ik over op de volgende. Ik praat wel in het verleden, maar ik ben er nog niet vrij van, omdat het zo in mijn systeem zit dat het lijkt alsof het gewoon bij me hoort.

PA en angst helpen ons om de waarheid te ontkennen. Ook al zijn ze in dat opzicht heel effectief, ze zijn ook pijnlijk om mee te leven. Om het draaglijker te maken schermen we angst en PA af met de afweren OvB, VH en VM. Dit zijn afweren waarmee we ons identificeren om onze PA-gedachten en angsten weg te stoppen (herkenbaar: als ik bang werd of de pijn voelde als ik mezelf niet goed voelde, dan paste ik me aan, werd kwaad of ontkende mijn behoeften). Ook kunnen de afweren in onderlinge samenhang in actie komen. Ik verberg mijn angst en PA door mezelf te identificeren met VM en OvB, waardoor ik sterk en competent overkom (zeggen anderen, terwijl het soms tegenovergesteld voelt: klein en bang).

Past Reality Integration (PRI) werkt toe naar een bewustzijn dat uit één geheel bestaat, waarin we de ‘oude pijn’ niet meer voelen alsof het nu is gebeurd. Dit wordt gedaan door oude pijn bloot te leggen en actief te laten doorvoelen, wetend dat die pijn bij het verleden hoort en niet bij het heden (cognitief inzicht). De cliënt wordt zich ervan bewust worden dat het écht zó erg was (emotioneel besef). Ook is het nodig dat de cliënt de angst voor het voelen overwint, de oude pijn is veel en heftig maar nooit te! Daarnaast wordt er in de PRI-methode gewerkt met regressie, een essentieel onderdeel op de weg naar heelwording. In een regressie herinnert de cliënt een specifieke pijnlijke gebeurtenis uit zijn of haar jeugd, of hoe we ons in het algemeen voelden in die tijd (ik voelde vaak pijn door de algemene omstandigheden in mijn jeugd, een soort nare achtergondgevoelens die altijd aanwezig waren), nu wetend dat de pijn die we voelen uit het verleden komt. We voelen de pijn zoals het kind dat we ooit waren zou hebben gedaan als het niet genoodzaakt was geweest de pijn te ontkennen en verdringen. Na zo’n regressie zijn we in staat de oude pijn los te koppelen van de hedendaagse symbolische situatie(s) en de pijn met het verleden te verbinden waar hij werd veroorzaakt. Regressie verschaft ons dus toegang tot ons KB, en tijdens de regressie ervaren we de verschuiving van het VB baar het KB en de afweer. Nu kunnen we de afweer omkeren.

PRI moedigt de cliënt vervolgens aan om gedragingen te veranderen die de ontkenning van de oude waarheid in stand houden, wetend dat die gedragingen afweermechanismen zijn die in het heden niet meer nodig zijn en ons het zicht op het hier en nu ontnemen. Het wordt tijd om het gevoel van oude pijn uitsluitend op te merken, zonder erop in te gaan. Onderdruk het niet, laat het gaan, terwijl je bewust blijft van wat in het heden waar is. Dit noemt Bosch het toepassen van het duaal-bewustzijn. De oude pijn wordt dan slechts een litteken, een (onaangename) herinnering, waardoor we steeds meer in staat zijn om het heden te ervaren zoals die daadwerkelijk is: verrassend onbelast.

Volgens Bosch zou er veel in de wereld veranderen als we onszelf zouden kunnen helen tot op een niveau dat ons in staat stelt zo met onze kinderen om te gaan dat ze niets uit hun kindertijd hoeven te verdringen. Daarom besteedt ze een heel hoofdstuk aan het krijgen en opvoeden van kinderen. Kinderen zijn namelijk vaak symbolisch voor hun ouders: ze brengen veel en vaak oude pijn naar boven en activeren hun afweer, waardoor ze niet meer de liefhebbende ouder kunnen zijn. Kinderen worden dan onnodig bestraft, genegeerd, geslagen, moeten zich gedwongen aan regels houden, enz. Wanneer de oude pijn niet wordt verwerkt door de ouders, wordt zowel de pijn als de afweer daartegen doorgegeven van generatie op generatie. Wanneer ouders beseffen dat ze hun eigen kinderen op net zo’n manier pijn hebben gedaan als hun vroeger in hun eigen jeugd is aangedaan, is het goed om als ouders verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen daden, ervoor uit te komen en te voelen hoeveel pijn ze hun kinderen hebben gedaan. Daarnaast werk het bekennen van de waarheid helend voor hun kinderen. Bovendien worden ouders gevoeliger voor wat er met hun kinderen gebeurt en wat die voelen, wanneer ze hun eigen pijn hebben onderzocht.

Bosch benadrukt ook dat het erg belangrijk is om voor en tijdens de zwangerschap te werken aan een positieve houding ten opzichte van het stichten van een gezin en het natuurlijke proces van het krijgen van een band met het ongeboren kind te versterken. Een ongeboren kind is namelijk in staat om herinneringen te vormen, waardoor wat we als ongeboren kind hebben ervaren zoveel invloed heeft op ons welzijn en onze gezondheid. Bovendien raadt Bosch iedereen aan die op het punt staat vader of moeder te worden, zich voor het welzijn en de gezondheid van hun kind te verdiepen in de emotionele behoeften en ontwikkeling van kinderen.

Tijdens het heelwordingsproces van ouders komt er vaak de vraag ‘Hoe moet ik mijn kinderen opvoeden. In de eerste plaats moeten ouders gevoelig zijn voor de behoeften van hun kind, waarbij het belangrijk is dat ouders verschil kunnen maken tussen die behoeften en die van hunzelf. Dit kan alleen wanneer ze hun eigen onvervulde kinderbehoeften hebben blootgelegd om niet meer door hun eigen onvervulde behoeften gedreven te worden. Ook moeten ouders aan de kant van hun kinderen staan, waardoor kinderen voelen dat de ouders in hen geloven en hen vertrouwen, waardoor ze ook leren op zichzelf te vertrouwen en verbonden te zijn met hun ware zelf. Ouders moeten ook bereid zijn fouten toe te geven tegenover hun kinderen en zich kunnen verontschuldigen, waarmee ouders laten zien dat ze hun kind respecteren. Bovendien moeten ouders bereid zijn om alle gevoelens van hun kinderen te respecteren en te laten uiten om de kinderen de gelegenheid te geven te voelen wat er te voelen is en te leren dat niets (huilen, angst of woede) onderdrukt hoeft te worden. Daarnaast is het nodig om kinderen een stem te geven, waardoor het kind autonomie ontwikkelt. Heel belangrijk is dat ouders de lichamelijke integriteit van het kind respecteren, raak het kind nooit op welke manier dan ook aan als het dat niet wil, en houdt seksuele gedachten, driften en gevoelens in relatie tot kinderen in bedwang.

Wanneer mensen zichzelf helen, dan zullen ze betere ouders worden die gevoelig kunnen zijn voor de ware behoeften van hun kinderen. Zo kunnen hun kinderen het contact met hun ware zelf behouden.

 

Bosch denkt dat liefde uiteindelijk het enige is wat telt als het erop aankomt en waar wij mensen ons hele leven naar op zoek zijn. Het is belangrijk om verschil te maken tussen van iemand houden (of door iemand bemind worden), en het prettig vinden wat we van de ander krijgen. Van iemand houden gaat volgens haar over het vervullen van de behoeften van de ander: het willen en kunnen begrijpen wat de ander wil en nodig heeft, en willen helpen die wensen en behoeften te vervullen ongeacht wat we terugkrijgen, dat is écht van iemand houden. Hier spreekt zij over onvoorwaardelijke liefde. We zijn vaak bezig met iets krijgen voor onszelf, we proberen de onvervulde behoeften die we als kind hadden alsnog ingevuld te krijgen, terwijl we op dat moment denken dat we van iemand houden.

In dit boek biedt Bosch dan ook een concreet stappenplan met oefeningen dat ons helpt de oude pijn bloot te leggen en te voelen, en toe te werken naar een bewustzijn dat uit één geheel bestaat. Wanneer dat gebeurt kunnen we met een heldere geest het nu te zien voor wat het werkelijk is: meestal verrassend onbelast!!!!

Boek en Zijnsoriëntatie

Zowel PRI als Zijnsoriëntatie zijn erop gericht de cliënt onafhankelijk van de therapeut/coach te maken: mensen helpen een punt te bereiken waarop ze zelf het werk kunnen doen, zelfbegeleiding. Bovendien gaat bij PRI-therapie om dat mensen zich uiteindelijk kunnen herinneren wie ze daadwerkelijk zijn, het herstellen van de verbinding met hun ware aard. Het ware zelf dat er altijd al was, maar schuilging achter pijn en de afweer daartegen. Het betekent dat we vrij worden van de invloed van oude pijn uit onze jeugd die bovenkomt wanneer er een confrontatie met een symbool plaatsvindt. Onze afweer hebben we in het heden niet meer nodig, het kan ons nu enkel ‘schade berokkenen en ons leven juist pijnlijker maken dan nodig. Ook dit stemt overeen met de Zijnsgeoriënteerde visie. Het doorvoelen van de oude pijn zonder ermee samen te vallen (bewust te zijn dat het om oude pijn gaat) is erg belangrijk in zowel de PRI-therapie als in de Zijnsoriëntatie. Bosch vertelt in haar boek dat we hierdoor meer bewust worden van wat we doen, waarom, hoe we ons voelen en wat we denken, of wat er in ons lichaam gebeurt. Dit is ook waar het in de Zijnsoriëntatie (en in de yoga en ayurveda) om gaat: bewustwording! Bovendien bestaan PRI en Zijnsoriëntatie beide uit een combinatie van eeuwenoude oosterse en beproefde westerse therapeutische concepten Naar mijn idee komen deze twee visies en methoden dus aardig overeen.

Bosch beschrijft wel in haar boek dat woede uiten in het heden over iets wat ons als kind is aangedaan weinig bijdraagt bij het verwerken van emoties. Zij beschouwt het uiten van emoties als woede zelfs als een manier om onze ware gevoelens te ontkennen. Wanneer we ons boos of geïrriteerd voelen, betekent dat vaak dat we door een symbool zijn geraakt en dat er afweer komt in de vorm van woede of irritatie (VM). Het schaadt ons helingsproces wanneer we onszelf toestaan boos te worden op een symbool in het heden of op mensen in het verleden. Het bedekt slechts de ware gevoelens die moeten worden toegelaten. Tijdens het basisjaar liet Ronny mensen hun boosheid wel afreageren door op de grond of een kussen te slaan, of de IK HAAT oefening doen. Is het dan niet zo dat we daarmee de onderliggende pijn, bijvoorbeeld het niet erkend voelen onder woede, ontkennen?? Bedekken we daarmee dan niet de ware gevoelens, bijvoorbeeld ‘de pijn van niet erkend worden’, zodat we er nooit vrij van komen??

Hoe het boek me raakt

Het boek heeft me enorm geraakt. Ik besef steeds meer onder welke neurotische omstandigheden ik ben opgegroeid. Ik heb het boek eerder gelezen, maar het lijkt wel of ik er nu veel meer open voor sta, of ik begrijp door de ervaringen die ik in het afgelopen jaar heb opgedaan waar Ingeborg Bosch het over heeft. Soms vraagt iets in mij zich wel af of het nog goed komt in me (criticus???), wil ik het liefst overal tegelijk aan werken en misschien stimuleert het mijn primaire afweer wel (ben ik wel goed genoeg).

Tijdens het lezen werd ik me weer bewust hoe vaak ik reageer op symbolische situaties of personen. Wanneer ik bijvoorbeeld bepaalde behoeften en verlangens heb, maar denk dat de ander mij lastig zal vinden als ik die uit, dan ben ik geneigd ze juist niet te uiten. Nu sta ik weer even wat langer stil bij mijn spontane neiging om mijn behoeften en verlangens niet te uiten, probeer ze zo diep en volledig mogelijk te voelen, en uit ze dan toch.

Ik vond het wederom confronterend mijn gevoelens van eenzaamheid komen door emotionele verwaarlozing door een moeder die alleen maar met zichzelf bezig was en valse macht gebruikte om zich beter, groter en machtiger te voelen dan mij, en door een vader die of aan het werk was of druk doende was met mijn moeder en mijn verstandelijk gehandicapte zusje (terwijl ik altijd geloofde dat ik de meest geweldige vader heb gehad van de wereld – leugen om de pijn van het gemis niet te hoeven voelen).

Ook confronterend vind ik het om erachter te komen dat ik soms mijn irritatie en woede afreageer op mensen in het heden, terwijl de oude pijn die de woede en irritatie veroorzaakt pijn uit het verleden is. Ik kan bijvoorbeeld heel geïrriteerd of soms zelf kwaad op Peter zijn als hij me niet mijn eigen ding laat doen. Het is echter niet dat ik daar kwaad over hoef te zijn, ik kan als volwassene ervoor kiezen om het toch te doen en ben niet afhankelijk van hem. Als kind was ik wel afhankelijk van mijn ouders en voel ik oude pijn omdat mijn vader en vooral mijn moeder mijn grenzen totaal niet respecteerden en mijn plezier hebben bedorven.

Zo heb ik ook regelmatig een gevoel van wanhoop wanneer ik het gevoel heb dat Peter me niet wil begrijpen in lastige discussies tussen ons, waardoor ik geïrriteerd nog meer raak. Ik heb dan het gevoel dat hij nooit begrijpt wat ik probeer te zeggen. Door steeds maar weer uit te leggen wat ik bedoel en alles proberen te verklaren, hoop ik dat er een eind komt aan zijn kritiek. Het eigenlijke probleem ligt echter in het verleden: als kind werd ik totaal niet begrepen en door mijn moeder zelfs enorm bekritiseerd. Dit geeft ook vaak een gevoel dat ik het nooit goed genoeg kan doen.

Al met al heb ik weer genoeg stof tot nadenken. Ooit heb ik al eens een tijdje met de oefeningen uit dit boek gewerkt, waardoor ik me veel bewuster werd van mijn gedrag en de herkomst daarvan. Hierdoor was er ruimte voor ander, minder reactief of juist passief gedrag.

Ben je geïnteresseerd in dit boek en wil je het graag bestellen, dan kan je daarvoor de onderstaande link gebruiken:

Meer literatuur kan je op deze pagina vinden: